Terwijl ik door de woestijn dender, denk ik aan Ngintaka, de hagedisman, die de maalsteen gestolen heeft van de aboriginals en tijdens zijn vlucht de steen laat vallen, die voor de ogen van de aborinals in gruzelementen valt. De aboriginals zijn boos over het verlies van hun steen, die zoveel voor hun betekent. Met zijn allen vallen ze de Ngintaka aan en doden hem met twaalf speren.
Over hier, iets noordelijker in de woestijn, gaat deze songline. Het is een route door de woestijn, langs de markeringen die de Ngintaka op zijn vlucht in het landschap heeft gehouwen, de vruchten en zaden die hij heeft gegeten en die tot bloei komen langs deze route, het drinkbare water dat er langs deze route is.
Het is een ontstaansverhaal, over plekken die vruchtbaar zijn, en de betekenis van de maalsteen. Zonder maalsteen kunnen de zaden niet gemalen worden, is er niets te eten.
Ngintaka Tjukurpa alatji - paluru ngura parari nyinangi tjiwa wiya, paluru tjiwa kurakuratjara nyinangi munu paluru mai wakati rungkaningi, munu rungkara uninypa uninymankula ngalkuningi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten