Een ode aan Moord op de Orient Express
Het was vijf uur op een wintermiddag in Adelaide. Langs het platform stond de majestueuse trein die in de Lonely planet word bestempeld als 'The great southern rail'. Hij bestaat uit een geel blauwe loc met 30 zilver glimmende rijtuigen, 774 meter in lengte, eerste en tweede klas, met strikt gescheiden rijtuigen, dinerrijtuigen en slaaprijtuigen. Eerste en tweede klassers ontmoeten elkaar alleen tijdens de twee keer dat de trein stopt en de passagiers even naar buiten mogen.
De passagiers zijn van zeer divers pluimage. Een gedrongen man van middelbare leeftijd, duidelijk gekleed in zijn alledaagse kloffie, maakt in alles de indruk van een zeer ervaren Indian-Pacific reiziger. Soepel loopt hij door de controles om naar binnen te kunnen. Zijn indruk, de sjofele kleren, zijn een aantal dagen niet geschoren gezicht, doen vermoeden dat hij al langer onderweg is zonder luxe, misschien al de hele route vanaf Sidney. Hij wenkte zijn drie maten, even eenvoudig gekleed, even lang niet geschoren gezichten.
Bij de trap naar het rijtuig met stoel nummers 1 tot en met 51 stond een slanke jongen, duidelijk Australisch, met twee duffels, een in zijn hand en een op zijn schouder. Zijn neus was wat rodig van de zon en omgeven met kleine sproetjes en een beginnende snor. Hij werd tegengehouden door een van de stewards van de India Pacific; zo veel bagage mag niet mee naar binnen in de trein. Duidelijk articulerend maakte de jongeman duidelijk dat hij het er niet mee eens was. De steward liet hem echter niet naar binnen en hij droop af naar het perron. De duffels werden op de grond gezet en hij keek links en rechts om zich heen terwijl hij er een open maakte om van de twee duffels eentje te maken die mee mocht in de trein. De andere moest mee in de bagageruimte.
Een blond meisje, net twintig zou je schatten, praatte in het Duits tegen haar telefoon terwijl ze de steward haar ticket, stoel nummer twee, liet zien. In elegant Engels bedankte ze de steward, terwijl ze de trap op in het rijtuig liep. Wij werden buren voor de komende drie dagen, begreep ik.
De bejaarde luitenant leek zich bewust dat hij een rol speelde in een act op een later moment. Het werd Anzac day terwijl we onderweg zouden zijn van Adelaide naar Perth, ergens diep in de woestijn. Hij had zijn uniform aangedaan en al zijn medailles van de oorlogen waarin hij had gevochten opgespeld. Hij stak zijn borst trots naar voren toen hij zag dat van de weeromstuit de steward nog rechterop ging staan.
En er was die vreemdeling, nummer 1, uit het verre Nederland, blijkbaar; zo stond het in ieder geval in zijn paspoort. De afgelopen weken waren verrassend maar ook inspannend geweest. Er was van alles gebeurt tijdens zijn reis tot zover. Hij was in Sidney in de stromende regen wezen wandelen in de Blue mountains. Hij had koalabeertjes gezien, hoog in de boom, tijdens een wandeling langs de great southern road, waar hij bijna was overvallen door opkomende vloed. In de nacht was hij omsingeld door gras etende kangoeroes. Hij had honderden boeken vrijgelaten in Melbourne en met toeristen samen in bussen gezeten. Dit deel zou een aangename, rustige reis moeten zijn. Tweede klas, dat wel, met zijn eigen geroofde dekentje zou hij moeten slapen in zijn stoel. Ook hij zei Thank you tegen de steward, en bedacht direct dat dat veel minder elegant klonk dan het Duitse meisje, en stapte in de trein. Hij observeerde zijn medereizigers met aandacht, terwijl hij, zonder veel succes, een praatje probeerde te maken met zijn Duitse medepassagier in stoel twee.
Meer naar achteren, met minder last van de loc in hun rijtuig, stapten de mensen met een eerste klas kaartje in. Duidelijk anders, chic, veel netter gekleed, sommigen vrouwen met oorbellen en kettingen, de mannen in overhemd met een jasje.
Door de intercom meldde de conducteur krakend en piepend dat de trein zal vertrekken en wenste ons een voorspoedige reis. Bezweet stapte op het laatste moment ook de jonge Australiër, nu met één duffel, op de trein. Hij is duidelijk niet op zijn gemak, voelde voortdurend aan zijn tas en in zijn jas, onzeker of hij alles wel bij zich heeft nu. De loc toeterde drie keer en zet zich dan in beweging. Alle passagiers installeerden zich in hun stoel, de komende drie dagen hun thuis. De Nederlandse jongen pakte de spullen die hij bij de hand wil hebben uit zijn rugtas; een flesje water, zijn boek The Days of Anna Madrigal. Hij keek op zijn telefoon, maar buiten het station is er geen 3g verbinding meer. Alle andere passagiers schuifelden ook in hun stoel, maakten het zich gemakkelijk. Hoe verschillend ook, toch is er iets dat ze zal verbinden deze reis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten