Zonsopkomst in de woestijn, vanuit de rijdende trein
Het is nog donker in het rijtuig, en iedereen slaapt nog. Mijn medepassagiers zijn nog de onschuldigen van de nacht. Sommigen, zoals ik, slapen met een ogenmaskertje, anderen zonder. Ik heb wel wat geslapen in mijn stoel. Die kon nog een stuk naar achteren, waardoor het iets comfortabeler werd. Maar echt verkwikkend was de slaap niet, vaak wakker natuurlijk, en ik kon moeilijk een houding vinden. Vannacht nog een nacht. Maar nu is het nog donker van de nacht ervoor, en de gordijnen zijn nog dicht. Maar eigenlijk wil ik wel de zon zien opkomen boven de woestijn, dus ik heis me uit mijn stoel en loop voorzichtig op mijn sokken naar de restauratieruimte, waar de gordijntjes wel open kunnen.
Ik dacht dat meer mensen dit wel wilden zien, maar ik ben de enige. Misschien troeft enige nachtrust wakker worden voor de zonsopkomst af. Ik koop een kopje koffie in een piepschuimen bekertje en ga aan een tafeltje zitten naar buiten kijken. Langzaam zie ik de nacht ochtend worden. De trein kedengt in een rustig ritme. Het blauw in de hele vroege morgen, als je verder nog niets ziet, is misschien wel de mooiste kleur op Aarde!
Slurp, neem ik een slokje koffie, lastig in een rijdend voertuig. De vier vrienden die ik gisteren heb zien instappen komen ook binnen en zijn met mij de enige passagiers in de restauratie. Ze geven de steward bij de koffie een ruwe schouderklop, alsof ze elkaar al jaren kennen.
'Good morning' zeg ik.
'G'day', zeggen zei.
We hebben allemaal nog niet genoeg koffie op en zijn nog blurry eyed. Ik vind dat een hele mooie uitdrukking, die precies uitdrukt hoe het voelt. Ik neem nog een bekertje koffie, met een croissant met poedersuiker. Oppassen, niet te hard ademen, anders zit ik onder poedersuiker!
Ik kijk weer naar buiten. Vaag zie ik de schim van de horizon. Dichtbij zie je de beweging van de trein. De trein dendert verder, rechtdoor, alsmaar rechtdoor, over het langste stuk rechtdoor dat een trein in de wereld rechtdoor rijdt, 478 kilometer lang rechtuit.
Ik ga staan en rek mijn lichaam uit. Mijn spieren zijn nog steeds vergroeid met de slaaphouding in de stoel. Ik buig naar links. Ik buig naar rechts. Mijn spieren knakken over mijn ruggewervel. Ik draai mijn schouders los.
De zon staat aan de hemel, piept tussen de wolken door. De woestijn is ongenadig rood. Ik voel de zon op mijn huid en kan de dag aan. De dag, die zal bestaan uit ditzelfde uitzicht, deze rode woestijn met zijn bolletjes groen, en de trein die de rechte rails rijdt.